Vandaag overleed de nestor van de Nederlandse column, Jan Blokker. Samen met Hugo Brandt Corstius wellicht de grootste columnist die we hebben gehad. Tijdens mijn studie Letteren aan de Universiteit van Tilburg (toen nog Katholieke Universiteit Brabant) werd er veel aandacht besteed aan het verschijnsel column en aan de eventuele literaire kwaliteiten ervan. Naast de twee reeds genoemden had je Remco Campert, Renate Rubinstein (Tamar), Jan Hein Donner (de schaker) en nog vele anderen. Vooral in de jaren tachtig, de tijd waarin ik studeerde, was de column als literaire vorm bezig aan een enorme opmars.
Heden ten dage kun je in geen krantje of blaadje, al dan niet gratis, een bladzijde opslaan of er staat een 'column'. Iedereen die een beetje denkt te kunnen schrijven voelt zich al gauw 'columnist'. En dan heb ik het nog niet eens over internet. Veel thuisploeterende bloggers die denken een leuk stukje te schrijven wanen zich al gauw een Jan Blokker! Ondergetekende is daar op geen uitzondering.
Maar goed, Jan Blokker was een èchte grote. Zijn stukjes waren meestal politiek getint en altijd messcherp. Hij werd tot aan zijn dood toe 'gevreesd'. Zelfs vorige week heeft hij nog geschreven. In de krant wel te verstaan, want met internet had hij als man van de oude stempel hoegenaamd niets. Hij was een man van de ouderwetse krant. Punt.
Jan, ook achter jouw leven staat nu een punt. Je hebt je laatste zin geschreven. De volgende zal op je grafsteen staan. Als men slim is zet men er een citaat van jou op, want niemand kan beter verwoorden hoe jij was dan jijzelf.