zondag 6 februari 2011

De glijdende schaal

Om met de deur in huis te vallen: Je hebt gelovigen, atheïsten en agnosten. Vaak wordt door mensen, meestal gelovigen, gesteld dat je je nooit atheïst kunt noemen, omdat je namelijk nooit zeker kunt weten of er wel of niet 'iets' is. Mijn verweer daartegen is: een gelovige weet dat ook niet, maar toch noemt hij of zij zich 'Christen', 'Moslim', 'Jood' of wat dan ook. Met andere woorden. Eigenlijk zijn wij allemaal agnosten, alleen degene die het meeste neigt naar 'er is niets' noemt zich atheïst of agnost en de ander noemt zich gelovig.
Eigenlijk is het een continuüm met links 'atheïsme' en rechts 'blind geloof'. En daar zitten allerlei gradaties tussen. Atheïsten zijn mensen die zeggen zeker te weten dat er niets is. Blinde gelovigen zeggen zeker te weten dat er wel iets is. Als je je dus atheïst noemt heb je ook de neiging om dat over te dragen op anderen, net zoals blinde gelovigen dat ook doen. Denk aan zendelingen, evangelisten en Jehova's Getuigen. Alleen jammer dat er geen gelijkheid is op dat vlak. Atheïsten worden vaak beledigend of godslasterend genoemd, terwijl zij dat vanuit hun visie niet zijn. Hoe kun je godslasterend zijn als God niet bestaat?. Richard Dawkins zegt het ook in zijn boek "The God delusion": het hebben van een geloof is de standaard, vooral in de Verenigde Staten. Als je niet religieus bent heb je automatisch een achterstand. Het hebben van een geloof opent deuren die voor niet-gelovigen gesloten blijven. Zeker in islamitische landen, waar je je leven niet eens zeker bent als je niet gelooft. Maar goed, dat is een ander verhaal.
Ik wou het hier even bij laten.