zaterdag 19 juli 2008

Een literaire snob

Al sinds mijn vroege jeugd, toen ik naast het draaien van 45-toerenplaatjes begon met het lezen van boeken, verbaast het me hoe mensen al die boeken kunnen schrijven. En het is mij allengs meer en meer gaan verbazen. Met groot genoegen las ik als kind de hele Pietje Bell- en Dik Tromserie bij elkaar. Van hoogstaande literatuur had ik nog geen benul. Daar ben je als kind nog niet mee bezig. Gewoon een leuk jongensboek, zo heette dat toen nog, was alles wat je wilde. Pas op latere leeftijd wordt dat snobistische besef vooral bij de intellectuele en/of hoger geschoolde jongeling aangekweekt: het onderscheid tussen literatuur en ‘pulp’. Op de middelbare school, zo heette het voortgezet onderwijs toen nog, werd ons door de docent Nederlands geleerd dat er zoiets bestond als ‘Literatuur’ met een grote ‘L’. Op de letterenfaculteit van de universiteit in Tilburg werd dat nog eens extra aangedikt door de literatuursociologie en vooral de tekstwetenschap. Mijn hoogleraar Jan Renkema (U weet wel, van de ‘Schrijfwijzer’) probeerde door middel van lettertjes en woordjes tellen aan te tonen dat de ‘echte’ literatuur langere woorden en zinnen gebruikte en beweerde ook nog dat het woordgebruik over het algemeen moeilijker was. Ik vroeg mij toen al af wat dat betekende voor de literaire erkenning van de Jannen Wolkers en Cremer, maar goed.
Ik dwaal af. Ik vroeg mij dus al lang geleden af hoe mensen al die boeken volgeschreven kregen. Als ik heden ten dage ook weer zie hoe er elke week weer vele nieuwe boeken in de boekhandel liggen, bij Pauw en Witteman elke dag wel een gast aan tafel zit die een boek geschreven heeft en als ik alle kranten en weblogs zie volstaan met korte stukjes (columns) die zich later weer lenen voor bundeling, dan merk ik dat er niet alleen wat wordt afgeluld, maar ook -geschreven. Enfin, ik doe er op dit ogenblik vrolijk aan mee.
Goed, ik lees dus graag, maar ik zou in nog geen honderd mensenlevens alles kunnen lezen wat er ooit aan belangwekkends in welke taal dan ook is geschreven. Bedoel ik in dit verband met belangwekkends trouwens die al eerder genoemde Literatuur met hoofdletter ‘L’? Ik durf te zeggen dat het wat dat betreft met mijn cultureel snobisme, zeker sinds de universiteit, geramd zit. Ja, ik beken. Ik ben een elitair liefhebber van literatuur, waarbij opgemerkt dient te worden dat ik niet alleen fictie lees, maar ook veel bundels met essays, columns (daar heb je ze), lezingen, stukken over ‘literaire’ schrijvers, bloemlezingen (zowel poëzie als proza) etc. Denk daarbij aan schrijvers als Rudy Kousbroek, Kees Fens (onlangs overleden), Dick Hillenius (†1987), Nico Scheepmaker (†1990) en Gerrit Komrij (heel goed in bloemlezen!). Wel moet ik eerlijk toegeven dat de reeds genoemde columns de literaire kritiek al sinds Carmiggelt (†1987) met zijn Kronkels hoofdbrekens bezorgen. Literatuur of niet? Ik moet zeggen dat ik me daar weinig van aantrek. Ik vindt het gewoon leuke stukjes om te lezen, vooral als het om columns gaat die niet al te zeer aan de op het moment van schrijven actuele politieke of maatschappelijke situatie gebonden zijn. Want dat maakt een column gedateerd en soms niet te begrijpen, simpelweg omdat de namen en situaties die er in voorkomen je niets meer zeggen. Vooral bij Youp van 't Hek is dat nogal eens het geval. En toch heb ik al zijn boeken en ken ik praktisch al zijn shows gewoon omdat hij leuk is, maar de eeuwigheid zullen zijn columns noch shows halen. Columnisten die minder gevoelig zijn voor de dan geldende actualiteit zijn de al eerder genoemde Simon Carmiggelt en mensen als Remco Campert, Hugo Brandt Corstius, Kees van Kooten, Jan Hein Donner (†1988, maar nog steeds goed leesbaar) en zo verder. Deze mannen, ik geef toe dat ik om een of andere duistere reden weinig vrouwen lees, Renate Dorrestein is een van de weinige uitzonderingen, hebben stukjes geschreven die een zekere 'literaire' eeuwigheidswaarde bezitten, omdat ze gaan over zaken van alle tijden als leven, dood en liefde of over allerlei filosofische kwesties van alle tijden. Dus ondanks mijn elitaire houding, die er voor zorgt dat ik geen streekromans, detectives en dokterromans lees, omdat ik dat tijdverspilling vind, is er toch nog ruimte voor wat luchtiger vermaak in de gedaante van voornoemde grensgevallen.
Vaak lees ik in het ene boek (meestal één met essays, een soort opstellen) iets over een ander boek. Vervolgens kom ik dat boek tegen in boek- of kringloopwinkel, schaf het aan en lees het. Over kringloopwinkels geschreven, dat is een verhaal apart. Ik ben er een aantal jaren geleden mee begonnen: het regelmatig bezoeken van deze muffe, stoffig ruikende winkels waar soms mensen komen waar ik liever niet mee gezien wil worden (wat is dat weer heerlijk snobistisch), al loopt er vaak genoeg wel eens iemand tussen zoals ik die er een sport van heeft gemaakt de boeken die hij graag wil hebben op deze manier te verzamelen. Ik kom wel eens met zo iemand in gesprek, vandaar dat ik dat weet. Inmiddels heb ik zo mijn favoriete winkels, vooral in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. Beroepshalve rijdt ik het halve land door en zodoende ken ik inmiddels de kringloopwinkels in Delft, Den Haag, Leiden, Alphen a/d Rijn, Leerdam, Gorinchem, Zwaanshoek (gemeente Haarlemmermeer), Amstelveen, Mijdrecht en Woerden. Sommige winkels zijn mij dierbaarder dan andere. Ook zijn er behoorlijke prijsverschillen. De meeste en mooiste boeken heb ik toch wel gevonden in een kringloopwinkel in Den Haag. Bijvoorbeeld een eerste druk van 'Noorderlicht' van Ferdinand Bordewijk uit 1948, een eerste druk van 'Eenzaam maar niet Alleen' van voormalig koningin Wilhelmina uit 1959 of een tweede druk van 'De Donkere Kamer van Damocles' van W. F. Hermans uit 1959 (maar ook nieuwere boeken zoals 'Duizend Schitterende Zonnen' van Khaled Hosseini, tevens auteur van 'De Vliegeraar', en boeken van hedendaagse Nederlandse auteurs die gewoon nog in de reguliere handel voor een reguliere prijs te koop zijn, niet persé eerste drukken). En dat alles voor 50 of 75 eurocent per stuk! U leest het, ik heb al heel wat koopjes op de kop getikt, vaak boeken die je in de boekhandel nooit zult vinden, om de simpele reden dat ze daar alleen nieuwe boeken verkopen en geen eerste of tweede drukken. Die vind je meestal in antiquariaten die er een antiquarische (lees hoge) prijs voor vragen. Om op de kringloopwinkels terug te komen: heel veel boeken en ook andere spullen in kringloopwinkels zijn afkomstig uit huishoudens van overleden mensen of ouden van dagen die naar het tehuis gaan en waarvan de kennissen en/of familie zich ontfermen over de inboedel. Daarbij wordt blijkbaar vooral bij boeken al vaak gedacht: “Die oude boeken hoef ik niet te hebben, dus weg er mee”, niet wetende dat er soms juweeltjes bij zitten waar een literaire snob zoals ik zijn vingers bij aflikt. En bij de betreffende winkels zelf werken ook al geen hooggeschoolde of intellectuele lieden met enig antiquarisch benul en zo kan het dus gebeuren dat ik af en toe goud in mijn handen heb: een zeldzaam boek dat ik voor een habbekrats mijn eigendom mag noemen. Mijn vrienden zeggen: “Zet ze op Marktplaats”, maar ik vind het gewoon leuk om die boeken te bezitten en ook te lezen, waarbij ik het dragen van witte handschoentjes, zoals door de door mij zeer betreurde en nog deerlijk gemiste Boudewijn Büch, maar achterwege laat. Bovendien, zoveel brengen die antiquarische boeken nu ook weer niet op, hooguit een euro of twaalf per stuk.
Op deze wijze verzamel ik dus mijn eigen persoonlijke boekencollectie bijeen en ontstaat er vanzelf een doorsnede van vooral de Nederlandse literatuur vanaf pakweg 1860 (Max Havelaar) tot heden. Een doorsnede is een mooi excuus om niet alles wat er is geschreven te hoeven lezen, ware dat al mogelijk. En zo lees ik mij door het leven in de wetenschap dat ik niets van die kennis en belezenheid met mij mee kan nemen in het graf. Maar tijdens dit leven is het toch een levensvreugdverhogende bezigheid.