Hierbij een stukje uit het Reformatorisch Dagblad:
Gevaarlijk om te willen bewijzen dat God bestaat
Wie filosofie en wetenschap wil gebruiken om te bewijzen dat God bestaat, zoals Jos de Keijzer doet in de rubriek Weerwoord van 22 mei, begeeft zich op een gevaarlijk pad, meent Jos Quist *
De opvatting dat het natuurlijke licht van de rede voldoende is om God met zekerheid te kennen, is wijdverbreid binnen het christendom. Logische redeneringen worden daarom vaak als krachtige middelen gezien om ongelovigen te overtuigen van het bestaan van God. Vooral binnen het rooms-katholieke denken zijn er veel inspanningen geleverd om vanuit de wetenschap en de filosofie bewijzen te leveren voor het christelijke geloof. In de filosofie zijn bijvoorbeeld de godsbewijzen van Thomas van Aquino belangrijk geworden. Op wetenschappelijk gebied is er het voorbeeld van paus Pius XII, die in de jaren 50 de oerknaltheorie (big bang) omarmde omdat die zou bewijzen dat er een Schepper is.
In zijn bijdrage aan de rubriek Weerwoord op 22 mei betreedt Jos de Keijzer hetzelfde spoor. Hij gebruikt twee bewijsvoeringen om aan te tonen dat het heelal een begin heeft. De oerknaltheorie zou bewijzen dat materie, tijd en ruimte een absoluut begin hebben. En als het heelal oneindig oud is, zou het heden nooit bereikt kunnen worden. Vervolgens, als het heelal een begin heeft, dan moet er ook een oorzaak zijn die zeer machtig, immaterieel en eeuwig is, en in het bezit van een vrije wil. Deze eigenschappen komen overeen met wat de Bijbel ons over God vertelt.
In een dergelijke redenering schuilt mijns inziens een groot aantal gevaren. Om te beginnen gebeurt het regelmatig dat een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven. Dat is ook het geval met de bewering dat de oerknaltheorie bewijst dat het heelal een absoluut begin heeft. Naarmate de natuurkundigen verder terugredeneren, wordt het moeilijker processen te modelleren en worden hun uitspraken speculatiever. Sommigen speculeren bijvoorbeeld dat de oerknal ontstaan is uit een ineengekrompen universum dat daarvóór bestond. Natuurkundigen zijn er gewoon niet uit of het heelal een absoluut begin heeft. Tegenspraak Het is niet alleen voorbarig om de oerknaltheorie voor je karretje te spannen, het levert ook tegenspraak met de Bijbel op. Onlosmakelijk met de oerknaltheorie verbonden zijn de opvattingen dat het heelal meer dan 13 miljard jaar oud is, dat sterrenstelsels ontstonden uit samenklontering van materie en dat door soortgelijke processen later weer ons zonnestelsel en de aarde zijn ontstaan. Om God te bewijzen wordt dus een theorie omhelsd die in strijd is met wat het boek Genesis ons vertelt over Gods handelen. Dat is een te hoge prijs.
Een belangrijk bezwaar tegen zowel wetenschappelijke als filosofische bewijsvoeringen is hun weerlegbaarheid. Inzichten die begin deze eeuw heel overtuigend klinken zouden eind deze eeuw wel eens als belachelijk achterhaald kunnen worden beschouwd. Je hebt er geen houvast aan.
Bovendien, op ieder argument is wel een tegenargument te verzinnen. Het eerste dat een ongelovige Jos de Keijzer voor de voeten zal werpen, is dat God dan ook niet zonder begin en oorzaak kan zijn. Weer een argument weerlegd, weer een vermeend excuus gevonden om juist níét te geloven.
Kortom, ik geloof niet dat wetenschap en filosofie bijzonder geschikt zijn als wapens in de verdediging van het christelijk geloof. Van het wetenschappelijke werk van Le Maître, Einstein en Hubble hoeven we geen Godskennis te verwachten, en de filosofische inspanningen van Aquino, Leibniz en Kant vormen niet de weg tot behoud. Immers, aangezien in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking, zalig te maken die geloven (1 Kor. 1:21). Is de gedachte dat mensen tot God geleid kunnen worden door middel van een beroep op de rede eigenlijk al niet sinds de zondeval achterhaald? Gouden kalf Het grootste gevaar is misschien nog wel dat we met al onze logica een god scheppen naar ons beeld en naar onze gelijkenis. Een god die we kunnen begrijpen en bewijzen. Ik denk dat veel ongelovigen de menselijke vingerafdrukken op een zelfgeboetseerd godsbeeld wel zullen herkennen.
Toch hoeven we het niet zonder godsbewijs te doen. Tegen alle menselijke wijsheid in bewijst God Zichzelf. Dat doet Hij onweerstaanbaar overtuigend als Zijn Woord tot in het diepst van het hart van de mens doordringt. Daar gaat ook wat van uit. De belofte van Jezus geeft verwachting: “Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn buik vloeien” (Joh. 7:38). * De auteur is promovendus aan de faculteit wiskunde en natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden.
Commentaar Rijk aan vitaminen: Mijn kritiek op dit stuk betreft vooral de alinea waarin de heer Quist schrijft over de leeftijd van het heelal. Inderdaad is er nogal een verschil tussen 6.000 of 13.000.000.000 (13 miljard) jaar. Op dit punt zijn Genesis en wetenschap met elkaar in tegenspraak. Er zijn echter wel meer, inmiddels algemeen aanvaarde wetenschappelijke feiten in tegenspraak met Genesis. Neem Genesis 1:14-18: God zei: “Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het. God maakte de twee grote lichten, het grootste om over de dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren. Hij plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis.”
Deze passage suggereert dat zon, maan en sterren ten dienste van de aarde zijn geschapen. De aarde is dus het middelpunt. Ondertussen weten we allang dat de aarde om de zon draait, dat de sterren zonnen zijn, vaak vele malen groter dan onze eigen zon, en bestaat er wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat de maan ontstaan is uit de aarde.
Bovendien zijn er ook binnen het christendom discussies gaande over de zes dagen van De Schepping, namelijk of deze wel letterlijk als zesmaal vierentwintig uur moeten worden opgevat. In 2 Petrus 3:8 staat immers:“Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag.”
Ik ben het niet eens met Quist dat het gevaarlijk is het bestaan van God te willen bewijzen. Er wordt immers niemand in gevaar gebracht. Ik vind het hooguit onzinnig. Ik heb dat zelf ook al eens aangegeven in één van mijn eerdere stukken. Enfin, u kent mijn mening inmiddels: geloof wat je wilt geloven, maar dring het een ander niet op. En probeer vooral niet je religieuze opvattingen te bewijzen. Geloof moet vooral geloof blijven. Ook al blijf ik het ongeloofwaardig vinden.